Differentiaalvergelijkingen: Lineaire eerste-orde differentiaalvergelijkingen
Uniciteit van oplossingen van lineaire eerste-orde GDV's
Zoals bekend hebben lineaire GDV's van eerste orde de volgende vorm, waarbij \(a(t)\), \(b(t)\) en \(f(t)\) functies zijn met #a(t)\ne0#: \[a(t)\cdot \frac{\dd y}{\dd t}+b(t)\cdot y=f(t)\] Ook is bekend dat de vergelijking homogeen heet als \(f(t)=0\). De functies \(a(t)\) en \(b(t)\) heten coëfficiënten en #f(t)# de inhomogene term. Wanneer deze coëfficiënten constant zijn, dan kan de algemene oplossing in termen van standaardfuncties uitgedrukt worden.
We mogen aannemen dat de coëfficiënt #a(t)# ongelijk aan nul (dat wil zeggen: de constante functie #0#) is. Anders hebben we immers te maken met een eerste-orde vergelijking. Daarom kunnen we delen door #a(t)#. In de vergelijking die dan ontstaat, is de coëfficiënt van #y'# gelijk aan #1#. We zeggen in dat geval dat de vergelijking de standaardvorm heeft.
Uniciteit van specifieke oplossingen van lineaire eerste-orde differentiaalvergelijkingen
Laat #t_0# een punt zijn in een open interval #\ivoo{c}{d}# (dat wil zeggen: #c\lt t_0\lt d#) en laat \(p\) en \(q\) continue functies zijn op dit interval. Dan heeft het beginwaardeprobleem \[ y' + p(t)\cdot y = q(t), \phantom{xxx}\phantom{xx}y(t_0) = \alpha\]waarbij #\alpha# een willekeurig getal is, een unieke oplossing die gedefinieerd is op het hele interval #\ivoo{c}{d}#.
De grenzen #c# en #d# mogen gelijk aan #-\infty#, respectievelijk #\infty#, zijn.
Voer het interval in het antwoordveld in met gebruikmaking van de intervalknoppen onder de tab functie van het invoerpaneel. Ook het symbool #\infty# kan gevonden worden onder deze tab van het paneel.
De standaardvorm van een lineaire eerste orde beginwaardeprobleem is \[\frac{\dd y}{\dd x}+p(x)\cdot y=q(x),\qquad y(x_0)=\alpha\] De Uniciteit van de oplossing van een lineaire eerste-orde GDV zegt dat de oplossing voor het bovengenoemde beginwaardeprobleem bestaat en uniek is op het grootste open interval \(\ivoo{c}{d}\) dat \(x_0\) bevat en waarop zowel \(p(x)\) als \(q(x)\) continu zijn. Dit is het gevraagde geldigheidsinterval.
In dit geval geldt \[\begin{array}{rcl}\displaystyle p(x)&=&\displaystyle {{6\cdot \cos \left(4\cdot x\right)}\over{x+1}}\\&&\text{en}\\ \displaystyle q(x)&=&\displaystyle {{6\cdot \e^{2\cdot x}}\over{x-3}}\end{array}\] We merken het volgende op met betrekking tot de continuïteit van \(p\) en \(q\).
- De functie \(p(x)\) is continu op de twee open intervallen \(\left(-\infty,-1\right)\) and \(\left(-1,\infty\right)\) (oftewel: het is niet gedefinieerd in \(x=-1\) en daarbuiten continu).
- De functie \(q(x)\) is continu op de twee open intervallen \(\ivoo{-\infty}{3}\) and \(\ivoo{3}{\infty}\) (oftewel: het is niet gedefinieerd in \(x=3\) en daarbuiten continu).
Rest ons om te bepalen welke van deze intervallen de beginwaarde #x_0# bevat van het beginwaardeprobleem. Aangezien \(x_0=5\) en \(5\in\ivoo{3}{\infty}\) volgt dat het geldigheidsinterval gelijk is aan \(\ivoo{3}{\infty}\).
omptest.org als je een OMPT examen moet maken.