Optimalisatie: Extreme punten
Minimum, maximum en zadelpunt
De begrippen lokaal minimum en lokaal maximum kennen we al voor functies van één variabele. De functie \(f(x)\) heeft een lokaal minimum in \(x=a\) als de grafiek in de buurt van \(x=a\) boven \(f(a)\) ligt, preciezer gezegd, als er een open interval \(\ivoo{c}{d}\) om \(a\) is (dat wil zeggen: er getallen #c\lt a# en #d\gt a# zijn) zodanig dat \(f(x)\ge f(a)\) voor alle \(x\) uit \(\ivoo{c}{d}\). Voor de definitie in het geval van een functie van twee variabelen, vervangen we het open interval door een open cirkelschijf.
Lokale extremen
Laat #\epsilon# een positief getal zijn. De open cirkelschijf om een punt #p# van #{\mathbb R}^2# met straal #\epsilon# is de deelverzameling #S_{p,\epsilon}# van #{\mathbb R}^2# die bestaat uit alle punten #q\in {\mathbb R}^2# met afstand minder dan #\epsilon# tot #p#. In formulevorm:\[S_{p,\epsilon}=\left\{q\in{\mathbb R}^2\mid \sqrt{(p_1-q_1)^2 + (p_2-q_2)^2}\lt \epsilon\right\}\]
Laat #f# een bivariate functie met domein #D# zijn en laat #p# een punt van #D# zijn.
- Het punt #p# heet een lokaal minimum van #f# als er een open cirkelschijf #S# om #p# ligt (dus een verzameling van de vorm #S=S_{p,\epsilon}# voor een geschikte waarde van #\epsilon#), zodat #f(q)\ge f(p)# voor alle #q\in D\cap S#.
- Het punt heet een lokaal maximum van #f# als er een open cirkelschijf #S# om #p# ligt, zodat #f(q)\le f(p)# voor alle #q\in D\cap S#.
- Het punt #p# heet een zadelpunt van #f# als het een stationair punt is, maar in elke open cirkelschijf om #p# punten \(q\) en \(r\) te vinden zijn zodanig dat \(f(q)\gt f(p)\) én \(f(r)\lt f(p)\).
Punten #p# met #f(x)\le f(p)# voor alle #x# uit het domein van #f# heten maxima. Punten #p# met #f(x)\ge f(p)# voor alle #x# uit het domein van #f# heten minima.
Het zal duidelijk zijn dat een maximum van #f# altijd een lokaal maximum is en dat een minimum altijd een lokaal minimum is. Om maxima en minima te onderscheiden van lokale maxima and minima, noemen we ze ook wel globale maxima en globale minima.
Hieronder zie je de grafiek van de functie \[f(x,y)=\tfrac{1}{2}\!\left((1-(x-\tfrac{1}{2})^2-(y-\tfrac{1}{2})^2\right)\]
Deze functie heeft als partiële afgeleiden: \[f_x(x,y)=\tfrac{1}{2}-x\qquad\text{en}\qquad f_y(x,y)=\tfrac{1}{2}-y\] In het punt \(\rv{\tfrac{1}{2},\tfrac{1}{2}}\) zijn beide afgeleiden nul. Dit punt is dus een stationair punt. De functie heeft daar een maximale waarde.
Het begrip zadelpunt is vergelijkbaar met een stationair punt dat een buigpunt is bij een functie van één variabele.
Hier is een generalisatie van de stelling Lokale extrema zijn stationaire punten voor één variabele.
Als #f# een differentieerbare bivariate functie is op een domein #D#, en #p# is een lokaal minimum of lokaal maximum van #f#, dan is #p# een stationair punt van #f#.
Omdat een lokaal maximum van een differentieerbare bivariate functie een stationair punt is, rekenen we eerst de stationaire punten uit. De partiële afgeleiden van #f# zijn \[f_x(x,y)=-4\cdot x-2\cdot y+36\phantom{quad}\text{en}\phantom{quad}f_y(x,y)=-2\cdot x-4\cdot y+42\tiny.\] De stationaire punten zijn dus de oplossingen van het stelsel vergelijkingen \[\lineqs{-4\cdot x-2\cdot y+36&=&0\cr -2\cdot x-4\cdot y+42&=&0\cr}\]
Dit stelsel heeft precies één oplossing: #{x = 5\land y = 8}#. We concluderen dat er precies één stationair punt is: #\rv{5, 8}#. Omdat gegeven is dat #f# een lokaal maximum heeft, moet dit punt wel het antwoord zijn: #\rv{5, 8}#.
De grafiek van de functie #f# is in de figuur hieronder getekend. Het lokale maximum #\rv{5,8,251}# is aangegeven met een kleine zwarte cirkelschijf.omptest.org als je een OMPT examen moet maken.